donderdag 31 januari 2013

Wiel

Toen ik mijn eerste gedichten publiceerde, in 1965 in het literaire tijdschrift Contour, kende ik geen andere Nederlandse dichter met de voornaam Wiel. Dat is zo gebleven.
Wiel is een Limburgse variant van 'Willem' (mijn officiële voornaam) en komt bij mijn weten niet voor in families van niet-limburgse afkomst. 
Het verbaast mij daarom dat Herman Stevens in zijn roman Gloriejaren een Wiel als personage heeft gekozen. Zijn boek speelt zich af in het deftige Kralingen-Oost en Wiel zit in Rotterdam op het Erasmiaans Gymnasium. 
Ik moet Gloriejaren maar eens gaan lezen. Is de familie van Stevens' personage afkomstig uit het zuiden of moeten we uit Stevens' naamgeving concluderen dat Wiel niet meer als specifiek Limburgs wordt beschouwd?

De Gids: lezen of niet-lezen


‘Niet kunnen lezen. Nog niet kunnen lezen. Niet meer kunnen lezen. Nooit lezen. Het zijn varianten van “niet-lezen”die een schok van vervreemding oproepen. Lezen lijkt zo vanzelfsprekend [...]’, schrijft Maarten Asscher in zijn woord vooraf bij het nieuwe nummer van het tijdschrift De Gids (2013/1)
Het is een buitengewoon boeiende aflevering, met essays van onder anderen Benno Barnard (‘Domineesland, een apologie’) en Cyrille Offermans (‘Het verdwenen handschrift’). 
In ‘Hoe ver mag de orgelman van zijn orgel afstaan’ schrijft Jaap van Heerden over zijn vakgebied, de psychologie, die tegenwoordig onder de hersenscans bedolven ligt. Maar: wij zijn méér dan ons brein.
Mijn bijdrage gaat over Kees Fens:  'Het einde van zijn lezen’, een kleine opmaat naar de biografie die ik schrijf over wie wel ‘onze grootste lezer’ is genoemd.


zondag 20 januari 2013

SJTUB


Een heel mooie, warme ervaring gisteravond in POST-, het kunstencentrum in het voormalige postkantoor van Kerkrade, waar de eerste repetitie plaatsvond van Hardy Mertens' compositie Sjtub (voor blazers) - een stuk dat mij zeer aangreep - en waar Arno Deckers en Vivian Lataster voor een intens luisterend publiek gedeelten lazen uit mijn monoloog SchachtsignalenDoa tuut 't.'

Deze openbare repetitie, onder leiding van dirigent Ingeborg Stijnen, was onderdeel van het publieke kunstproject met de naam SJTUB (naar een idee van de filosoof Frans Geraedts), dat zich sinds 2009 in de (vroegere) Oostelijke Mijnstreek afspeelt, of beter: ontwikkelt.

Dagblad De Limburger: Blazen tot de ademnood

Stub en Doa tuut 't worden uitgevoerd tijdens tijdens het komende Wereld Muziek Concours (WMC) in het Wijngrachttheater in Kerkrade (9 juli 2013). 



vrijdag 18 januari 2013

Twee plaatsen gestegen

NRC Boeken Top-10 - 18 januari 2013

1. Geert Mak: Reizen zonder John.
Atlas Contact, 573 blz. € 24,95
2. Tommy Wieringa: Dit zijn de
namen. De Bezige Bij, 304 blz. € 19,90
3. Jan Mulder: Doodstil. CPNB, 92 blz.
€ 2,50
4. Charles Lewinsky: Terugkeer
ongewenst. Signatuur, 442 blz. € 22,95
5. Han van Bree: Het aanzien van 2012.
Spectrum, 189 blz. € 18,-
6. Wiel Kusters: In en onder het dorp.
Vantilt, 217 blz. € 19,95
7. Julian Barnes: Alsof het voorbij is.
Atlas Contact, 158 blz. € 12,50
8. Jamie Oliver: Jamie in 15 minuten.
Kosmos, € 29,95
9. Thomas Rosenboom: De rode loper.
Querido, 252 blz. € 24,95
10. Kris Verburgh: De voedselzandloper.
Bert Bakker, 224 blz. € 17,95

Deze top-10 is samengesteld uit de verkoopcijfers
van de afgelopen week van de
boekhandels Athenaeum, Schimmelpennink
(beide Amsterdam), De Groene Waterman
(Antwerpen), Kemenade & Hollaers
(Breda), Paagman (Den Haag), Verkaaik
(Gouda), Godert Walter (Groningen), H. de
Vries (Haarlem), Broekhuis (Hengelo), De
Tribune (Maastricht), De Drvkkerij (Middelburg),
Roelants (Nijmegen).

donderdag 17 januari 2013


Boekhandel Roelants, Nijmegen, een van de kwaliteitsboekhandels die meewerken aan de NRC Boeken Top-10 publiceert vandaag op zijn website dat In en onder het dorp. Mijnwerkersleven in Limburg deze week op nummer 1 staat in hun eigen top-15.

Ook bij Boekhandel De Tribune, Maastricht, is dat het geval.



In de vandaag verschenen editie van Vrij Nederland (19.1.2013) een vier-sterrenrecensie door Henk van Renssen: 'monumentje voor een verdwenen cultuur'.



donderdag 10 januari 2013

Mevrouw Heynders en Mevrouw Kemp


Tina Kemp-Mommers:
een van de portretten uit

In Spiegel derLetteren, jaargang 2012, nummer 3, blz. 389-391, verscheen een bespreking van mijn boek over de dichter Pierre Kemp: Pierre Kemp, een leven (Vantilt, 2010).

Spiegel der Letteren is een toonaangevend tijdschrift voor Nederlandse literatuurgeschiedenis en voor literatuurwetenschap.
De recensie van Pierre Kemp, een leven is geschreven door Odile Heynders, hoogleraar in de vergelijkende literatuurwetenschap aan Tilburg University.

Mijn klompen vielen uit toen ik in de recensie van de hand van professor Heynders het volgende las:

Opvallend aan deze biografie is dat zij zo alleen op Pierre Kemp, de persoon en zijn oeuvre is gericht. We komen vrijwel niets te weten van ‘mevrouw Kemp’ met wie de dichter bijna vijftig jaar getrouwd is geweest en drie zonen kreeg (Kusters noemt haar in de chronologische opsomming als zij in 1918 trouwt en in 1962 en 1967 in het ziekenhuis ligt, maar haar sterfdatum is niet eens de moeite van het vermelden waard.)

Zelf schreef ik in mijn ‘Woord vooraf’ bij de biografie:

Over Tina Mommers, met wie de dichter in 1918 trouwde, is weinig bekend. Het precieze begin van hun relatie is in nevelen gehuld en over de werkelijke aard van hun bijna vijftigjarige huwelijksband kunnen we alleen maar gissen. Mevrouw Kemp blijft helaas een grote onbekende: de dichter liet nauwelijks iets over haar los en andere bronnen leveren nauwelijks informatie.  (blz. 11)

Dit alles neemt niet weg dat mevrouw Kemp-Mommers – naar alleen al een blik in het personenregister zichtbaar kan maken – op een groot aantal plaatsen in mijn boek figureert en dat ik op een aantal plaatsen ook geprobeerd heb iets van haar ‘psychologie’ duidelijk te maken – zoals ik die bij het schrijven van mijn boek meende te verstaan. Naar aanleiding van Kemps niet gepubliceerde bundel erotische prozagedichten (De vergulde Madonna), die de basis werd voor de wel gepubliceerde verzameling Carmina matrimonialia, schreef ik bijvoorbeeld:

Later zal ze Kemps hoofd en hart tot op zekere hoogte moeten delen met zijn Muzen, zij Inspiratricen. [Dat waren voornamelijk vrouwen die hij als treinforens had ontmoet en voor en over wie hij gedichten schreef.] Dat moet haar geërgerd hebben en, door een met de jaren groeiend pantser heen, gekwetst. (blz. 286)

En zo is er nog wel meer, zoals de lezer van mijn boek zal kunnen vaststellen.

Nog een passage. In december 1954 schreef Pierre Kemp aan zijn correspondent Jozef Vinken:

Ik, die altijd gedroomd heb van schonen met lichamen als bamboe-boompjes, gazellenogen en antilopen-lichamen heb in mijn levensgezellin meer een nuchtere dan poëtische gevonden, die echter met haar 73 jaar nog steeds onze huishouding volledig waarneemt en meer uitvoert dan alle negen Muzen bij elkaar. Maar zo is het nu eenmaal in het leven.  (blz. 516)

Mijn commentaar hierbij:

Waardering en een gevoel van onvoldaanheid hadden zich tot berusting vermengd. En het is nog de vraag of Kemps huiselijk leven fundamenteel anders was geweest wanneer hij in 1918 niet met Tina Mommers in het huwelijksbootje was gestapt, maar met iemand anders. Ook de vrouwen die zich wél voor zijn werk interesseerden, zijn Muzen, bleven tot op grote hoogte “anderen” voor hem. Konden mannenziel en vrouwenziel elkaar wel echt herkennen? Al in 1920 schreef Pierre Kemp in een tot nu toe onbekend gebleven gedicht met als opdracht “Van den schrijver” in een exemplaar van de tweede druk van Het wondere lied, dat deze problematiek onder woorden brengt:

Toen sprak de ziel in ’t vrouwelijk gewaad
En keek naar die met ’t mannelijk gelaat:
‘Weet gij, of iemand met u medegaat,
Waneer zij naast u treedt uw heelen weg?’

[het antwoord van de man:]

‘Dit niet te weten is de grootste pijn;
Te zijn getwêen en toch alleen te zijn
En rondom ’t leven met een schoonen schijn
Van groente en bloesems over boom en heg.’

Bij dit alles blijft mijn opmerking uit het ‘Woord vooraf’ over het weinige dat we van Tina Kemp-Mommers weten overigens even relevant.

Maar haar sterfdatum is niet eens de moeite van het vermelden waard,’ schrijft mevrouw professor Heynders gepikeerd.

Pardon?

Mijn biografie van de dichter Pierre Kemp eindigt, afgezien van het ‘Nawoord’, met deze drie zinnen:

Hubertina Kemp-Mommers kon niet bij het afscheid [van haar man op 26 juli 1967] aanwezig zijn. Zij overleed op 28 september 1973, 91 jaar oud, in gasthuis Calvariënberg, waar zij volgens het getuigenis van familieleden tot het laatst een dame bleef, statig, rechtop aan tafel. Zij werd te rusten gelegd naast haar man. (blz. 658)

Ik twijfel er niet aan of Odile Heynders kan lezen. Maar:  ‘haar sterfdatum is niet eens de moeite van het vermelden waard’. Hoe heeft zij dit kunnen schrijven?

Als handreiking aan de lezer heb ik achterin mijn boek een ‘Kroniek’ opgenomen: een zeer beknopt overzicht van jaartallen en levensfeiten. Niet meer dan een aide-mémoire. En inderdaad, dat eindigt met de begrafenis van de dichter.
Alleen wie dit zeer rudimentaire chronologische overzichtje belangrijker vindt dan het 662 bladzijden lange verhaal dat ik daaraan voorafgaand heb verteld, kan schrijven dat ik het vermelden van de sterfdatum van mevrouw Kemp ‘niet eens de moeite waard’ heb gevonden. (Let ook op de denigrerende woordkeuze waartoe mevrouw Heynders zichzelf hier verleidt.)

Het is een vraag die ik mezelf nauwelijks toesta, maar ze wil er toch uit: zou professor Heynders mijn boek van voor tot achter gelezen hebben?
Ze leek er in ieder geval niet altijd met haar gedachten bij. Zo schreef zij ook nog in haar Spiegel-der-Letteren- recensie:

Ik moest bij het lezen van de biografie vaak denken aan de Memoires van Kemps generatiegenoot Stefan Zweig (1881-1942), Die Welt von gestern (1944), waarin de Oostenrijkse auteur indringend beschrijft hoe de negentiende-eeuwse burgerlijke cultuur van de zekerheid werd opengebroken [enzovoort].

Ja, een verdomd lastig vak, die literatuurwetenschap. Vóór je het weet zit je te dromen.







woensdag 9 januari 2013

VPRO Boeken


Aanstaande zondag spreekt Wim Brands in het televisieprogramma BOEKEN met mij over In en onder het dorp.

13 januari 2013, Nederland 1, 11.20 - 12.00 uur.

In dit programma tevens aandacht voor Martin Schoutens roman Het Palingoproer.

Deze uitzending is HIER te bekijken en beluisteren.

maandag 7 januari 2013

Zeer kort verhaal

En er verscheen hem een bengel die sprak: 'Ook deze os en gene ezel verlangen naar een plaats in jouw biografie.' 
En er kwam een grote vrede over hem, gemengd met mededogen, terwijl de os de ezel naaide.

zondag 6 januari 2013

Leven en sterven van de mijn

Jan Tromp met Wiel Kusters terug naar Spekholzerheide,
reportage in de Volkskrant van 29 december 2012.
Lees hier de volledige tekst.

vrijdag 4 januari 2013

In en onder het dorp in de NRC Boeken Top -10


Vanaf deze week publiceert
NRC Handelsblad in de bijlage
Boeken wekelijks een eigen
boekentop-10. De redactie
laat zich daarbij leiden door
de verkoopcijfers van enkele door
haar geselecteerde literaire boekwinkels
in heel Nederland.

1. Geert Mak: Reizen zonder John.
Atlas Contact, 573 blz. € 24,95
2. Nir Baram: Goede mensen.
De Bezige Bij, 508 blz. € 23,90
3. Oek de Jong: Pier en oceaan.
Atlas Contact, 832 blz. € 39,95
4. Thomas Rosenboom: De rode
loper. Querido, 252 blz. € 24,95.
5. Tommy Wieringa: Dit zijn de
namen. De Bezige Bij, 304 blz. € 19,90
6. Charles Lewinsky: Terugkeer ongewenst.
Signatuur, 442 blz. € 22,95
7. E.L. James: Vijftig tinten grijs.
Prometheus, 526 blz. € 15,-
8. Wiel Kusters: In en onder het dorp.
Vantilt, 217 blz. € 19,95
9. Jamie Oliver: Jamie in 15 minuten.
Kosmos, € 29,95
10. Charlotte Dematons: Nederland.
Lemniscaat, 56 blz. € 24,50
Deze top-10 is samengesteld uit de
verkoopcijfers van de afgelopen week,
van de boekhandels Schimmelpennink
(Amsterdam), De Groene Waterman
(Antwerpen), Kemenade & Hollaers
(Breda), Paagman (Den Haag), Verkaaik
(Gouda), Godert Walter (Groningen),
H. de Vries (Haarlem), Broekhuis (Hengelo),
De Tribune (Maastricht), De Drvkkerij
(Middelburg), Roelants (Nijmegen).

Zaterdag 5 januari, in het tweede uur van Spijkers met koppen (VARA, Radio 2, 12.00-14.00 uur): gesprek over In en onder het dorp. Mijnwerkersleven in Limburg.

Godt

Op 27 november ontving ik via mijn slapende facebookaccount een berichtje uit Friesland. De vrouw die contact met mij zocht bleek een mijnwerkersdochter, die in haar jeugd in de omgeving van Geleen had gewoond. Zoals bekend werkten in de Nederlandse steenkolenmijnen niet alleen Limburgers, maar bijvoorbeeld ook Friezen, Groningers, Drenten en Amsterdammers (zoals de vader van Koertje in de ontroerende roman Droomkoninkje (1924) van Herman Heijermans), naast immigranten uit bijvoorbeeld Duitsland, Polen, Italië, Slovenië en Marokko.

De mijnwerkersdochter uit Friesland had in De Telegraaf gelezen over mijn boek en vroeg zich af hoe ze In en onder het dorp te pakken kon krijgen. Ze woonde in Surhuisterveen.


Surhuisterveen. Of all places! Hoe bestond het dat de eerste reactie op het verschijnen van mijn boek nu juist uit Surhuisterveen kwam! Het dorp van mijn jeugd, waar dus een deel van mijn vertelling zich afspeelt, is Spekholzerheide. Opnieuw moest ik denken aan die geheimzinnige Nescio, die in zijn verhaal Dichtertje (1918) beide plaatsen, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, met elkaar verbond toen hij schreef over: 'De God van Nederland, van heel Nederland, van Surhuisterveen en Spekholzerheide.'


Er moet een Godt bestaan, zou Reve zeggen.
Deze dus?

OVT over In en onder het dorp

Onlangs besteedde het VPRO-geschiedenismagazine aandacht aan mijn boek over het mijnwerkersleven in Limburg. 
Het item is hier te beluisteren.