donderdag 17 december 2015




Luister. Ik luister
naar wat ik jou zeg,
mij in het oog leg.

Stem in het duister,
leid mij hier weg.

Mond in het licht,
lees mijn gezicht.



In de Stadsbibliotheek Maastricht / Centre Céramique is, verdeeld over enkele verdiepingen, tot 3 februari 2016 een expositie te zien van door fotograaf Jean Scheijen gemaakte foto's van twintig 'zuidelijke' dichters: SPIEGELBEELD, telkens gecombineerd met een dichterlijke reflectie op haar of zijn portret door de geportretteerde.

Geert van Oorschot, uitgever

Tijdens het lezen van de onlangs verschenen biografie van Geert van Oorschot door Arjen Fortuin, Geert van Oorschot, uitgever, kwam ik er weer eens toe in oude correspondentieklappers te bladeren. Niet dat ik er veel in dacht aan te treffen van en met betrekking tot de uitgever van misschien wel enkele van mijn grootste literaire liefdes, maar sommige biografieën wekken nu eenmaal een weemoedige vorm van nieuwsgierigheid op.
Er zat meer in de klappers dan ik gedacht had of mij herinnerde. Zelfs van de aardigste brieven wist ik het bestaan niet meer.
Misschien had dat te maken met de vele anekdotes óver hem, waardoor hij iemand was geworden uit een andere, bijna fictionele wereld, met wie contact nauwelijks mogelijk was. Anekdotes en verhalen die ik las of hoorde van de vormgever en schilder Nicolaas Wijnberg, die in de jaren zeventig en tachtig aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht scenografie doceerde.

In april 1976 nam Van Oorschot drie gedichten van mij op in Tirade. Dat was voor mij een belangrijk moment. Na mijn debuut met enkele gedichten en een verhaal in Contour, tien jaar eerder, had ik nog maar weinig geschreven en vrijwel niets gepubliceerd. En nu was daar opeens G.A. van Oorschot, die iets van mijn nieuwe schuchtere gedichtenstroom in zijn bewonderde blad liet afdrukken. Van Oorschot schreef op 8 april: ‘Door de voorjaarsreis ontstond een vertraging in de correspondentie. Ik zal uw Kerkraadse gedichten [dat was de overkoepelende titel – wk] in het volgende nummer van Tirade opnemen. Helaas ontbreekt me de tijd om uw sympathieke brief van eind januari te beantwoorden. Ik hoop dat u daarvoor begrip zult hebben: ik heb altijd veel te doen.’

Die ‘brief van eind januari’ 1976 waarnaar hij verwees was een soort apologia pro poemate meo geweest, waarin ik reageerde op wat hij mij op 14 januari geschreven had, namelijk dat mijn gedichten ‘geschreven [waren] en gedacht in een taal die mij volkomen vreemd is. […] Ik spreek daarmee geen oordeel uit over uw gedichten. Het is als bij b.v. Kouwenaar en Lucebert, toch voor velen grote, belangrijke dichters. Ondanks al mijn pogingen in deze dichters “door te dringen”, kan ik alleen maar zeggen, dat ze mij volkomen onverschillig laten. Ik denk dat een en ander te maken heeft met leefklimaat en generatieverschil.’

Niet lang daarna, met ingang van januari 1977, droeg Van Oorschot het grootste gedeelte van zijn bemoeienis met Tirade over aan twee nieuwe redacteuren, Jaap Goedegebuure en Herman Verhaar. Met het quasiventerige optreden van Goedegebuure, die duidelijk niet in staat bleek meer dan één aspect van de veelzijdige persoonlijkheid Van Oorschot te imiteren, kwam voor een tijdlang een einde aan mijn nog maar prille relatie, als dichter, met Tirade. Jaren later pas, toen Goedegebuure was vertrokken en Jacques Hamelink met Gemma Nefkens de redactie vormde, kreeg mijn medewerkerschap een vervolg.

Tot de aardigste brieven die ik van Geert van Oorschot bezit, behoort een schrijven van 2 januari 1987 vanuit zijn huis in Baambrugge. Op de complimentjes die ik van hem kreeg ben ik nog steeds wel wat trots. Maar interessant is toch vooral wat hij over Kemp en Hanlo schreef.
‘Wat is het toch vreemd en blijkbaar oer-hollands dat er van een dichter als Kemp jaarlijks nauwelijks een 10-tal ex. worden verkocht. Zelfs de Bloemlezing uit zijn kleine Liederen is een mislukking.’ [Eerste druk 1953. Hij bedoelde de herdruk uit 1984.]
En verderop: ‘evenals Kemp behoort Hanlo tot de niet of weinig gelezen schrijvers.
Wat is er toch met Holland aan de hand?’


Voor de complete brief, zie de foto (klik om te vergroten):


dinsdag 15 december 2015



Op 9 mei van dit jaar was ik twee uur lang te gast in het klassieke-muziekprogramma 'Een goedemorgen met...' (NPO Radio 4).
De poëzie ontbrak daarbij niet.

Het programma is hier in zijn geheel te beluisteren.