vrijdag 9 februari 2018




Samuel van Hoogstraten: Zelfportret

Van hieruit zie ik wat ik ginds bedacht,
terwijl het er toch wás: die dakenrij,
die toren zonder rimpels in de gracht.

Een luik omlaag geklapt en een opzij.
Het licht heeft al te lang op mij gewacht.
Met wakkere blik kijk ik mijn handen vrij.

Weg met de klamme dromen van vannacht,
– keel en slapen kloppend, duister bloedgetij –
waaruit ik  me gekweld bij zinnen bracht.

De zon die mij hier tekenen ziet, ben jij
die bent zoals ik ook mijzelf graag zag,
al kijk ik hier ook straal aan jou voorbij.

‘Je lijkt op mij als ik boven mijn macht,
in het pikkedonker, tast naar schrijfgerei
en letters op papier te krijgen tracht,

waarmee ik me van waken straks bevrijd,
die engelen-, narren- en demonendracht,
gezien noch ooit bedacht, maar zo dichtbij.’

Wiel Kusters




donderdag 1 februari 2018

HERINNERING AAN MENNO WIGMAN

Lublin, ons eerste gesprek, assonerend,
lang niet in volrijm gegoten.

Moet naar bed, zeg je,
vroeg in de avond op weg
naar je kamer, waar een fles
wordt vermoed.

De volgende dag. Ook jij
hebt vannacht aan Majdánek gedacht,
vier kilometer buiten de stad:
200 barakken, 3 gaskamers,
bereikbaar per stadsbus,
nummer 158 vanaf ul. Lipowa.

Je schikt de choker
om je hals en rond je nek.

'Zullen we gaan?'
'Ga je mee?'

Aarzeling. Redden we dat?
Nog vóór de trein naar Warschau?

Angst voor  haast, voor adem
die door stilte raast, voor een spreken
dat alles verglaast.

Wiel Kusters